Redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstituut
Rechtbank Midden-Nederland heeft op 21 augustus 2013 een uitspraak gedaan over de zorgplicht die een school heeft voor veilig leerklimaat, adequaat onderwijs en optreden tegen pesten. Volgens de vader, een oud-rechter, was zijn zoon blijven zitten omdat hij werd gepest en afgeleid. De school zou daar niet voldoende tegen zijn opgetreden en hem onvoldoende hebben begeleid. Allereerst stelde de rechtbank vast het handelen van een school moet worden beoordeeld naar de norm van âhetgeen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstituut mag worden verwachtâ. Verder overwoog de rechtbank dat een school aansprakelijk kan zijn voor de schade die voorzienbaar het gevolg is van een tekortkoming of onrechtmatige daad van de school tegen een leerling.
Zorgplicht
Ook oordeelde de rechtbank dat op een school een zorgplicht rust ten aanzien van de gezondheid en de veiligheid van de leerlingen die aan haar zorg zijn toevertrouwd:
‘Wel moet een school alle redelijkerwijs te verwachten inspanningen plegen om die situaties zoveel mogelijk te voorkomen of op te heffenâ.
Inspanningsverplichting
Deze verplichting betekent dat de school zich voldoende moet inspannen om dat te bereiken. Dat betekent ook, dat de rechter dit slechts marginaal kan toetsen, wat inhoudt dat alleen wordt gecontroleerd of de school haar besluiten in redelijkheid – gelet op de daarbij betrokken belangen – had mogen nemen.
Beleidsvrijheid
Daarbij speelt volgens de rechtbank een rol dat een school in beginsel de vrijheid heeft het onderwijs naar eigen bevinden in te richten. Ook de verplichting van een school om zorg te dragen voor de kwaliteit van het onderwijs is een inspanningsverplichting. Dit betekent volgens de rechtbank dat de school aan haar verplichting heeft voldaan als zij bij de uitvoering daarvan âde vereiste zorgâ heeft betracht.
Klassenindeling
De rechtbank oordeelde dat de methode van klassenindeling behoort tot de vrijheid van de school om haar onderwijs naar eigen bevinden in te richten. Het enkele feit dat de leerling tegen zijn zin naast een drukke leerling werd gezet, maakt niet zonder meer dat sprake is van inadequaat onderwijs. De beslissing om beide jongens naast elkaar en vooraan in de klas te plaatsen achtte de rechtbank redelijk.
âDit laat onverlet dat het wel op de weg van de school ligt de indeling aan te passen, als blijkt dat deze leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor leerlingen, bijvoorbeeld als leerlingen in ernstige mate last van elkaar hebben’. Mede gelet op de bedoeling van het wisselen van de klassenindeling en de specifieke reden waarom de leerlingen naast elkaar waren gezet, kon volgens de rechtbank niet gezegd worden dat de school tekort is geschoten in haar zorgplicht.
De rechtbank oordeelde dat de 2 leerlingen â(enigszins) wildâ met elkaar omgingen, maar dat dit gedrag niet van dien aard was dat de school had moeten ingrijpen en dat niet gezegd kan worden dat de school haar plicht heeft geschonden om voor een veilig leerklimaat te zorgen.
Verder stelde de rechtbank vast dat de gemiddelde cijfers van de leerling onvoldoende waren voor bevordering naar 3 havo en dat het de school vrijstaat om een bepaald beoordelings- of bevorderingssysteem te hanteren.
Bewijs
De rechter was kritisch over de manier waarop de ouders de zaak hadden ingediend:
âhet is niet de taak van de rechter (ongesorteerde) stukken uit te zoeken, te rangschikken en op hun eventuele betekenis voor het betreffende geding te onderzoekenâ.
Verder kreeg de vader ook nog een veeg uit de pan: âGelet op het feit dat de vader van de leerling zich in zijn e-mail van 18Â november 2010 aan de school presenteert als âeen zeer ervaren civiel juristâ en als voormalig rechter in de civiele sector en daarom aangenomen mag worden dat [eisers c.s.] de strekking en de processuele gevolgen van zijn toelichting ter zitting begrijpt, gaat de rechtbank ervan uit dat [eisers c.s.] het CLZ niet langer verwijt dat hij een toelatingstoets wenste, maar uitsluitend dat de school de leerling onvoldoende heeft begeleid bij zijn voorbereiding daarop’.
âHoezeer de rechtbank het ook begrijpt dat [eisers c.s.] achter zijn zoon staat en opkomt voor zijn belangen, is zij al met al van oordeel dat niet is gebleken dat de school verwijtbaar heeft gehandeld. Daarmee is de gestelde toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad niet komen vast te staan, zodat de vorderingen van [eisers c.s.] afgewezen zullen wordenâ.
Conclusie
Uit het bovenstaande blijkt dat een school aangesproken kan worden op haar zorgplicht en inspanningsplicht. Daar tegenover staat dat de school de ruimte heeft om een eigen beleid te voeren, bijvoorbeeld over de indeling van de leerlingen in de klas en het beoordelingssysteem. Dat beleid kan door de rechter achteraf alleen op redelijkheid worden getoetst. Niettemin kunnen er omstandigheden zijn waar uit blijkt dat een school niet handelt zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstituut mag worden verwacht. Dat bewijs moet dan wel door de betrokkenen worden geleverd.