In een (nog niet gepubliceerde) uitspraak van 6 september 2024 heeft rechtbank Amsterdam beslist dat een ZZP overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Het betrof een door advocaat Mr. Paul Snijders aangespannen zaak, waarin een catering-medewerkster jarenlang ten onrechte als ZZP-er werd aangemerkt, ook nadat zij ruim een jaar lang een arbeidsovereenkomst had gehad met dezelfde opdrachtgever.
Werkzaamheden waren ingebed in de bedrijfsvoering van de opdrachtgever
De rechtbank overwoog dat de medewerkster (hetzelfde) werk voor de opdrachtgever had verricht en daarvoor was betaald. De werkzaamheden waren na afloop van de arbeidsovereenkomst in 2018 niet gewijzigd. Bovendien betroffen dit werkzaamheden die waren ingebed in de bedrijfsvoering van de opdrachtgever.
Dat de opdrachtgever na 2018 voor deze werkzaamheden alleen nog uitzendkrachten heeft ingezet en geen eigen personeel meer, vond de rechtbank niet van belang.
Opdrachtgever had vergaande bevoegdheden
Verder constateerde de rechtbank dat de opdrachtgever vergaande bevoegdheden had, zo moest de medewerkster gedetailleerde werkinstructies uitvoeren en stelde de opdrachtgever de spullen die zij voor haar werk nodig had, ter beschikking. Ook moest zij bedrijfskleding klagen. Vrije dagen moest zij van tevoren opvragen en die moesten worden goedgekeurd. De medewerkster werkte op vastgestelde tijden.
Het uurtarief vond de rechtbank passen bij die van een werknemer, gelet op de kosten die moesten worden gemaakt voor ziekte en pensioen. Ook was gebleken dat de werknemer tijdens de COVID periode was doorbetaald.
Eigen bedrijf als nevenactiviteit
Weliswaar had de werkneemster een eigen bedrijf, waar zij wekelijks tijd mee kwijt was, maar de rechtbank beschouwde dit niet als een structureel inkomen, vooral omdat de medewerkster in 2021 was gestopt met deze onderneming. Deze werkzaamheden verder dan ook aangemerkt als nevenactiviteiten, zonder dat sprake was van ondernemerschap.
Initiatief om als zelfstandige te gaan werken
De rechter oordeelde nog dat de vraag van wie het initiatief om als zelfstandige te gaan werken afkomstig was, minder van belang was. De opdrachtgever stelde immers dat het initiatief om als ZZP-er werkzaam te zijn afkomstig was van de medewerkster. Ook was haar nog een aanbod gedaan om haar werkzaamheden in loondienst bij een uitzendbureau voort te zetten. Dat had de medewerkster afgewezen.
Geen cruciale kenmerken voor een overeenkomst van opdracht
Het bewijsaanbod van de opdrachtgever werd door de rechtbank gepasseerd. De kantonrechter vond niet doorslaggevend hoe partijen de onderlinge rechtsverhouding noemden en of zij bedoeld hadden dat deze als een arbeidsovereenkomst zou worden aangemerkt. De omstandigheden rondom het sluiten van de overeenkomst zijn weliswaar relevante factoren voor de manier waarop de rechten en plichten moeten worden uitgelegd, maar deze factor was niet doorslaggevend.
In dit geval bestond er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst, zodat vooral moest worden gekeken naar de manier waarop de samenwerking in de praktijk werd ingevuld. Hier waren geen cruciale kenmerken te vinden om te kunnen spreken van een overeenkomst van opdracht, ondanks dat de medewerker zich zelf ZZP’er noemde en werkte op factuur-basis.
De werkgever werd veroordeeld om een transitievergoeding te betalen.
Contact met onze advocaat arbeidsrecht over zzp en arbeidsovereenkomst
Voor meer informatie over zzp en arbeidsovereenkomst kunt u contact opnemen met onze advocaat arbeidsrecht in Amsterdam mr. Paul Snijders: 020-5221999.