Tussentijds opzegbeding opnemen in vaststellingsovereenkomst geeft recht op WW

avatar

Contract voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding: beding mag ook in de vaststellingsovereenkomst

Vaststellingsovereenkomst bij een contract voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding: het beding mag ook in de vaststellingsovereenkomst worden opgenomen advocaat Snijders Amsterdam

Veel vaststellingsovereenkomsten worden niet gesloten omdat er een zogenaamd tussentijds opzegbeding in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd ontbreekt, omdat er dan geen recht op WW volgt.

Als een werknemer met een contact voor bepaalde tijd (tijdelijk contract) tussentijds, dus voor de dag dat de bepaalde duur van de arbeidsovereenkomst eindigt, toch akkoord gaat met tussentijds ontslag met wederzijds goedvinden, bijvoorbeeld met hulp van een advocaat door een vaststellingsovereenkomst, dan kent het UWV (tot voor kort) geen WW uitkering toe. Dat gebeurt met een beroep op artikel 19 lid 4 van de WW. Het UWV vindt dan dat de werknemer eerst zijn contract zonder tussentijds opzegbeding moet uitdienen voordat hij een beroep op WW van het UWV doet.

Opzegbeding later overeenkomen en opnemen in VSO

Maar wat als een ontbrekend tussentijds opzegbeding achteraf wordt opgenomen in een vaststellingsovereenkomst en partijen daarmee uit elkaar gaan met wederzijds goedvinden? Is er dan wel recht op WW? Rechtbank Amsterdam heeft hier een interessante uitspraak over gedaan. Onze advocaat arbeidsrecht mr. Paul Snijders, die deze zaak heeft behandeld bij het UWV en de rechtbank Amsterdam, licht dit toe.

Rechtbank Amsterdam heeft geoordeeld dat in zo’n geval de ex-werknemer zonder een tussentijds opzegbeding in het contract wel degelijk in aanmerking kan komen voor een WW uitkering, als dat beding maar op de een of andere manier is schriftelijk vastgelegd, bijvoorbeeld in een vaststellingsovereenkomst.

Uitsluitingsgrond van artikel 19 lid 4 WW: benadelingshandeling UWV

Het UWV stelde zich op het standpunt dat eerst het arbeidscontract dat geen tussentijds opzegbeding bevatte, volledig moest zijn uitgediend voordat een werknemer recht op WW krijgt. In een door advocaat mr. Paul Snijders aangespannen zaak bij rechtbank Amsterdam is op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan over een tussentijds opzegbeding en recht op WW. In die zaak hadden werkgever en werknemer destijds geen tussentijds opzegbeding afgesproken, maar de werkgever wilde wel van de werknemer af.

Tussentijds opzegbeding in vaststellingsovereenkomst en recht op WW

Om die reden werd later in de vaststellingsovereenkomst opgenomen dat partijen alsnog een tussentijds opzegbeding met elkaar waren overeengekomen. Toen de werknemer vervolgens WW aanvroeg, vond het UWV dat de werknemer pas een uitkering zou mogen krijgen als de termijn van de arbeidsovereenkomst was afgelopen. Immers, aldus het UWV, in de arbeidsovereenkomst zelf stond geen opzegbeding als bedoeld in de WW.

De overeenkomst geldt zoals die ten tijde van de WW-aanvraag is

Advocaat mr. Paul Snijders voerde eerst bij het UWV en later bij de rechtbank Amsterdam namens de werknemer aan, dat voor het recht op een WW uitkering niet alleen moet worden gekeken naar de arbeidsovereenkomst zoals partijen die ooit hebben gesloten, maar naar de overeenkomst zoals die ten tijde van de WW aanvraag is. Een arbeidsovereenkomst kan immers om allerlei redenen in de loop der tijd tussentijds worden aangepast. Om die reden mag ook een tussentijds opzegbeding in een vaststellingsovereenkomst komen te staan.

Rechtbank Amsterdam: vaststellingsovereenkomst voldoet aan schriftelijkheidsvereiste opzegbeding ex artikel 7:667 BW

Het UWV verwierp in bezwaar deze opvatting. In beroep dacht rechtbank Amsterdam er echter anders over. De rechtbank in Amsterdam oordeelde dat de enige eis die aan een tussentijds opzegbeding wordt gesteld, het vereiste van schriftelijkheid is. Door dit tussentijds opzegbeding alsnog op te nemen in een vaststellingsovereenkomst, is aan dat schriftelijkheidsvereiste voldaan. De werknemer heeft met zo’n tussentijds opzegbeding in een vaststellingsovereenkomst dan recht op WW. Artikel 19 lid 4 WW bepaalt niet wanneer het tussentijds opzegbeding moet zijn overeengekomen. Nu er tussen partijen in de beëindigingsovereenkomst alsnog een tussentijds opzegbeding was overeengekomen, is de uitsluitingsgrond van artikel 19 lid 4 WW hierop niet van toepassing en heeft de werknemer recht op WW op basis van de vaststellingsovereenkomst, aldus rechtbank Amsterdam.

UWV moet nieuw besluit nemen over recht op WW

Het UWV moet nu een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak van rechtbank Amsterdam betekent dat partijen bij het aangaan van een vaststellingsovereenkomst bij een contract voor bepaalde tijd, meer ruimte hebben om met wederzijds goedvinden uit elkaar te gaan. Met name is het mogelijk, als partijen minnelijk, met wederzijds goedvinden uit elkaar willen, om nu met minder risico een vaststellingsovereenkomst te sluiten, zolang het tussentijds opzegbeding maar schriftelijk vastligt. Dat kan dus ook op een later moment in de VSO worden opgenomen waardoor de werknemer recht op WW krijgt.

Tussentijds opzegbeding opnemen in vaststellingsovereenkomst geeft recht op WW advocaat in AmsterdamAdvies over vaststellingsovereenkomst en recht op WW bij een contract voor bepaalde tijd zonder een tussentijds opzegbeding

Bel onze in arbeidsrecht en ontslagrecht gespecialiseerde advocaat mr. Paul Snijders in Amsterdam voor vragen over vaststellingsovereenkomsten met wederzijds goedvinden en het recht op WW bij een contract voor bepaalde tijd met of zonder tussentijds opzegbeding (tijdelijk contract). 

 

Contract voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding: beding mag ook in de vaststellingsovereenkomst Amsterdam

Call Now Button