Convenanten en onvoorziene omstandigheden
Contracten zoals convenanten zijn niet in alle gevallen bindend. Als zich onvoorziene omstandigheden voordoen, kan de rechter bepalen dat instandhouding van een contract onaanvaardbaar is. Zo heeft Rechtbank Overijssel op 4 september 2013 bepaald dat een convenant dat de gevolgen van de beëindiging van geregistreerd partnerschap regelt, achteraf kan worden gewijzigd. Partijen waren overeengekomen dat één van de partners alle energiekosten van het door hem bewoonde appartement zou dragen en dat partijen ieder de helft de kosten voor de hypotheek, polissen, verzekeringen, belastingen en de VVE zouden dragen.
Nieuwe partner geregistreerd partnerschap
Omdat bleek dat de ex-partner met een nieuwe partner in het appartement woonde en de verkoop van het appartement lang duurde, eiste de vertrokken partner dat zijn ex voortaan alle lasten voor de woning zou dragen.
Onvoorziene omstandigheden: rechter mag de gevolgen van een overeenkomst wijzigen
De rechtbank overwoog dat artikel 6:258 BW de rechter de mogelijkheid biedt om de gevolgen van een overeenkomst te wijzigen of deze geheel (of gedeeltelijk) te ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden, als die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Echter mag niet snel aangenomen worden dat sprake is van onvoorziene omstandigheden.
Uitleg van de overeenkomst
Door uitleg van de overeenkomst moet worden bepaald of een omstandigheid, waar de partner een beroep op deed, in de overeenkomst al is verdisconteerd c.q. was voorzien, aldus de rechtbank.
‘Naar het oordeel van de rechtbank is in casu niet (uitdrukkelijk) in de overeenkomst voorzien en verdisconteerd dat [eiser] te allen tijde financieel zou moeten blijven bijdragen conform de tussen partijen overeengekomen contractsbepalingen, ongeacht de duur van het verkooptraject’.
Nakoming van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
De rechtbank doelde daarbij vooral op de datum sedert wanneer partijen genoemd convenant sloten, 5 juni 2009. Daarbij overwoog de rechtbank dat als er geen sprake zou zijn van onvoorziene omstandigheden, de verplichting tot nakoming van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Omstandigheden
De rechtbank achtte daarbij de volgende omstandigheden van belang: de inkomensverhoudingen van partijen, de omstandigheid dat de ex-partner als enige van partijen het gebruiksgenot heeft, de ex-partner niet bijdraagt aan de (eigen) woonlasten van de partner en de omstandigheid dat de ex-partner zonder instemming van de ex-partner een huurder dan wel nieuwe levenspartner woonruimte in de woning van partijen biedt maar de ontvangsten niet wil delen.
Op grond daarvan besloot de echtbank dat de ex-partner voortaan als enige van partijen met ingang van 1 januari 2013 alle (openstaande) lasten verbonden aan de woning voor zijn rekening dient te nemen en aan de partner de hypotheekbetalingen per die datum terug moest betalen.
Conclusie beroep op onvoorziene omstandigheden bij een convenant
In de meeste gevallen wordt de vordering om een overeenkomst aan te passen afgewezen. Bij een beroep op onvoorziene omstandigheden is beslissend of partijen bij het sluiten van de overeenkomst rekening gehouden hebben met bepaalde toekomstige gebeurtenissen: een toekomstige omstandigheid die partijen toen niet hebben voorzien. Uitgangspunt is dat partijen erop mogen vertrouwen dat datgene wat afgesproken is, ook nageleefd wordt. Om die reden zal een rechter een contract niet snel openbreken.
Volgens de Hoge Raad gaat het er niet om of het redelijk te achten dat een partij niet langer aan een overeenkomst gebonden is, maar of het ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ is.
Crisis
Veel recente uitspraken over onvoorziene omstandigheden betreffen onroerend goed-transacties en projectontwikkeling die door de coronacrisis anders uit blijken te pakken. De markt kan volgens de rechtbank echter altijd omslaan en vormt daarmee geen onvoorzienbare omstandigheid voor contracten met een speculatief element, aldus rechtbank Amsterdam op 24 april 2013, dat in lijn met een uitspraak van 5 december 2012.
Met name op het gebied van (ex)partners wordt daar wel een anders over gedacht.