Artikel 4:5 Ontslagbesluit
De wederindiensttredingsvoorwaarde van artikel 4:5 Ontslagbesluit houdt in dat de werkgever binnen 26 weken na de bekendmaking van de toestemming tot opzegging geen werknemer in dienst mag nemen voor het verrichten van werkzaamheden van dezelfde aard, tenzij hij de ontslagen werknemer in de gelegenheid heeft gesteld de werkzaamheden op de gebruikelijke voorwaarden te hervatten.
Verkoopster
Betrokkenen waren in dienst in de functie van verkoopster. De werkgever had een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV Werkbedrijf op basis van bedrijfseconomische redenen. Daarbij was aangegeven dat de dienstverbanden niet meer verlengd zouden worden en dat zij het bedrijf zou voortzetten zonder personeel. Aan de toestemming om te mogen ontslaan was de wederindiensttredingsvoorwaarde van artikel 4:5 van het Ontslagbesluit verbonden.
Vernietigbaarheid
De gemachtigde van de werknemers had een beroep gedaan op vernietigbaarheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens het intreden van de wederindiensttredingsvoorwaarde, omdat er na het ontslag binnen 26 weken nieuwe krachten als verkoper aan het werk waren.
Stagiaire en ZZP-er
De werkgever voerde aan dat de nieuwe medewerker als stagiaire op basis van een stageovereenkomst werkzaam is geweest. De andere medewerker was na het einde van de arbeidsovereenkomst zelfstandig ondernemer geworden. Daarvoor had deze een VAR-verklaring aangevraagd waarna hij als zzp’er tijdelijk werd ingehuurd.
Evidente schending van de voorwaarde
De kantonrechter was van oordeel dat er sprake moest zijn van een evidente schending van de voorwaarde van het UWV-Werkbedrijf. Volgens de kantonrechter had de wederindiensttredingsvoorwaarde zowel betrekking op het in dienst nemen van een werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst als het aangaan van een (ruimere) arbeidsverhouding, maar niet  als het gaat om ‘het inhuren van echte zelfstandigen (personen die in fiscale zin als zelfstandige kunnen worden aangemerkt)’.
Linked in
Ten aanzien van de stageovereenkomst merkte de kantonrechter op dat een stagiaire niet is te vereenzelvigen met een werknemer als bedoeld in artikel 1.1. van het Ontslagbesluit. Dat het op de Linkedin-pagina er op leek dat het wel om een werknemer ging, was naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende, ‘nu enige subjectieve inkleuring van de op die pagina staande informatie niet moet worden uitgesloten’.
Conclusie
Deze uitspraak is in lijn met Gerechtshof Arnhem van 15 december 2009, die bepaalde dat er aansluiting moet worden gezocht bij de definitie van een arbeidsovereenkomst zoals neergelegd artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst is onder meer van belang of tussen de werkgever en de in dienst tredende werknemer een gezagsverhouding bestaat.