Een Duitse vrouw had meer dan 11 uur vertraging opgelopen toen ze van Bremen (Duitsland) naar Asunción (Paraguay) reisde. Tijdens die reis maakte ze tussenstops in Frankrijk en Brazilië. De vertraging was vooral te wijten aan het feit dat de vlucht van Bremen naar Parijs met 2,5 uur vertraging was vertrokken. Hierdoor misten de passagiers de aansluiting in Parijs richting São Paulo.
Air France voerde zowel de vlucht Bremen-Parijs als Parijs-São Paulo uit en werd veroordeeld tot het betalen van een vergoeding. Bij die vergoeding zit onder meer een bedrag van 600 euro dat voorzien is in de Europese verordening rond het compenseren van vliegtuigpassagiers bij vertragingen. Die verordening bepaalt onder andere dat passagiers recht hebben op een vergoeding als hun vlucht meer dan drie uur vertraging heeft.
De vraag aan het Europees Hof luidde of dat recht op compensatie ook geldt als de vertraging bij vertrek minder dan drie uur bedraagt, maar nadien oploopt. Het Hof oordeelt dat ook passagiers van een vlucht met rechtstreekse aansluiting een compensatie moeten krijgen wanneer ze met meer dan drie uur vertraging aankomen op hun eindbestemming, ook als de vertraging bij vertrek minder dan drie uur bedraagt.