Deelgeschil mogelijk over neurologisch of neuropsychologisch onderzoek

avatar

De feiten

De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar heeft in een uitspraak van 25 juli 2013 bepaald dat een deelgeschilprocedure mogelijk is over de vraag of een neurologisch dan wel een neuropsychologisch onderzoek het meest aangewezen is.

Op 27 maart 2008 heeft een aanrijding tussen twee auto’s plaatsgevonden. De auto van het slachtoffer  is van achteren aangereden. De verzekeraar van de bestuurder van de achterste auto heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval en de gevolgen daarvan aanvaard. Het slachtoffer heeft een verzoekschrift tot het behandelen van een deelgeschil aanhangig gemaakt.

De beoordeling

De verzekeraar heeft zich hiertegen verzet en heeft aangevoerd dat het slachtoffer oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de deelgeschillenprocedure omdat het aan de rechtbank voorgelegde verzoek in essentie het gelasten van een deskundigenonderzoek zoals bedoeld in artikel 202 Rv betreft, waarmee het verzoek het kader van de deelgeschillenprocedure te buiten gaat.

Deze opvatting van de verzekeraar verhoudt zich naar het oordeel van de rechtbank niet met de keuze voor een ruim toepassingsgebied van de deelgeschillenprocedure zoals terug te vinden is in de Memorie van Toelichting (”het toepassingsgebied van de deelgeschillenprocedure is niet beperkt tot specifieke verrichtingen”). Bepalend is of een verzoek voldoet aan de randvoorwaarden die voor de deelgeschillenprocedure zijn gesteld: een stagnatie in de buitengerechtelijke onderhandelingen die gericht zijn op het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, een snelle beslissing van de rechter op een beperkt aantal geschilpunten, zodat partijen weer verder kunnen met hun onderhandelingen.

Het verzoek van het slachtoffer is in essentie bedoeld om een struikelblok in de gestagneerde onderhandelingen tussen hem en de verzekeraar uit de weg te ruimen door beantwoording van de vraag of onder de gegeven omstandigheden een neurologisch dan wel een neuropsychologisch onderzoek het meest aangewezen is en of het initiëren van het ene onderzoek afhankelijk moet worden gesteld van de uitkomsten in het andere onderzoek.

Het verzoek is er verder op gericht om te bewerkstelligen dat partijen, met inachtneming van het oordeel van de rechter, zelf de deskundige zullen benaderen en het onderzoek in gang zullen zetten en afhandelen. Naar het oordeel van de rechtbank past dit verzoek binnen de randvoorwaarden van een deelgeschilprocedure.

Indien het verzoek van het slachtoffer in feite zou neerkomen op een volledig voorlopig deskundigenonderzoek zoals neergelegd in artikel 202 tot en met 207 Rv dan is het geschil niet geschikt voor behandeling in een deelgeschillenprocedure. Die procedure strekt er immers toe dat een of meer deskundigen worden geraadpleegd voor het leveren van bewijs van stellingen van partijen, waarbij de rechtbank de totstandkoming van het deskundigenonderzoek bewaakt in die zin dat zij de hoedanigheid en persoon van een deskundige vaststelt, de deskundige benoemt, een voorlopig deskundigenonderzoek gelast, de financiële bevoorschotting en afrekening tussen partijen en deskundige coördineert en het rapport van de deskundige uiteindelijk doorgeleidt naar partijen. Dat vraagt veel tijd en inzet van de rechtbank. Dat verdraagt zich niet met de aard van de deelgeschillenprocedure.

Call Now Button